Piep-tuut-piep, de loodgrijze vuilniswagen reed waarschuwend achteruit onze doodlopende straat in. Ik stoof naar het raam in de woonkamer, waar mijn moeder me op de vensterbank hees. Kakluier of niet, dit ging voor. Elk om eigen redenen ademloos, keken we gespannen naar wat komen zou.
Ademloos staren in de gapende vuilmuil
Kakluier
Misschien was ik twee, eerder drie. Zeker geen vier, want nog niet op school. Tijdsbesef? Nul. Al helemaal niet van de dagen van de week, die toch twee magische ijkpunten had. Maandag en donderdag om een uur of tien. Waar ik ook was in huis, wat ik ook deed: ik hoorde het meteen.

Tussen hoop en (smet)vrees
Vuilnismannen. Het treeplankje waar ze met één been op stonden, het andere nonchalant bungelend in de lucht. De stang waar ze zich als een geroutineerde trapezeartiest losjes aan vasthielden. Allemaal even prachtig. Logisch, denk je. Vrachtauto’s vinden alle jongetjes mooi. Of zo’n gapende vuilmuil die alles krakend vermaalt tussen zijn stalen kaken, spannend toch?
Nee, was het maar zo makkelijk. Het ging me om iets anders. Opruimen, schoonmaken. En dan vooral hoe: sterk, trefzeker en toch stijlvol. Zodra ze de straat uit waren, rende ik naar mijn kamer. Daar smeet ik al mijn speelgoed op een hoop, om het daarna stuk voor stuk met een sierlijke boog over de hekken van mijn ledikantje te gooien. Mezelf net zo stoer vasthoudend aan de spijlen. Ik wilde geen vuilnisman worden, ik wás vuilnisman.
Ons geheimpje
Het liep anders. Nét niet goed genoeg? Zou kunnen. Of ondankbaar en slordig met mijn kansen omgesprongen, net als het jongetje voor het hek van De Meer in de sketch van Jiskefet. Voor de kenners: “Weet jij dat jij papa héél verdrietig hebt gemaakt?” Hoe dan ook: het werd een studie Frans, toen elf jaar docent, daarna copywriter. Een scheppend beroep; ronkende zinnen bouwen en toveren met taal. Zeker, schrijven is erg leuk. Maar zal ik je iets verklappen? Ik ruim nog steeds het liefst op. Ook in teksten. Dus rij je rapport maar achteruit onze steeg in, dan trek ik mijn luier vast aan.
Onze eigen verhalen