Wat is B1?
Als je een taal leert, doorloop je verschillende fases. In het begin ken je alleen een paar woorden: ja, nee en bedankt. Daarna kun je vertellen hoe je heet en waar je vandaan komt, en weer iets later hoe je het snelst naar de dichtstbijzijnde bakker loopt. Zo kun je stapsgewijs complexere gesprekken en teksten aan, over steeds moeilijkere onderwerpen.
Die stadia zijn voor iedereen en elke taal grofweg hetzelfde. Daarom is binnen de wereld van taalverwerving op zeker moment geprobeerd om algemene taalniveaus te formuleren. Met de Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) heeft de Raad van Europa daar in 2001 een belangrijke stap in gezet. Sindsdien hanteert ieder Europees land dezelfde zes taalniveaus. Van laag naar hoog:
- A1 en A2 (basisgebruiker)
- B1 en B2 (onafhankelijke gebruiker)
- C1 en C2 (vaardige gebruiker)
Iemand met A1-niveau snapt simpele woorden en begrijpt mensen die heel duidelijk en langzaam praten, terwijl je in C1 een taal moeiteloos spreekt, verstaat, leest en schrijft – in principe ongeacht het onderwerp. Voor een praktisch beeld: als je op vmbo-t of havo je eindexamen Engels haalt, zit je op B1-niveau. Op het vwo op B2.